Normaal gesproken kan ik me enorm ergeren aan computervirussen. Vreselijke dingen die uren, soms zelfs dagen, van je tijd kosten zonder dat je er iets voor terugkrijgt. Als je eindelijk alles hebt hersteld, sta je precies waar je begon.
Nog minder leuk is het om languit onderuit te gaan in de badkamer, vooral niet om half vijf ‘s ochtends. Met 40 graden koorts blijkt een vluggertje naar de WC ineens een levensgevaarlijke onderneming. Helemaal flauwgevallen en met een bebloed hoofd kom ik weer bij bewustzijn. Mijn inmiddels wakker geschrokken vrouw staat lijkbleek naast me. Gelukkig was er weer leven in haar partner.
Een week na de eerste griepaanval loop ik nog steeds groggy rond. Ook collega’s blijken door deze griep te zijn getroffen, die alle energie door een putje lijkt te laten verdwijnen. Zelfs gedachten komen niet op—gewoon niets, alleen maar platliggen in bed. Dat we dagelijks enorm veel informatie moeten verwerken wist ik wel, maar zo’n griepaanval maakt je daar weer goed bewust van. Pas na dagen komt er weer wat leven in de batterijen en ben ik in staat om achter de computer te kruipen en tv te kijken.
Het is toch een bijzondere gedachte dat zo’n virus iedereen op dezelfde manier klein krijgt. Alle patiënten hebben dezelfde lichamelijke klachten; misschien zijn we toch meer één geheel dan we normaal gesproken denken. Deze aandoeningen zitten volgens mij toch in de genen, want mijn vader had ook regelmatig een bult op zijn kale hoofd. Gelukkig verdwijnen die plekken na verloop van tijd weer, zodat de gelijkenis met de bijzondere vlek op het voorhoofd van Michail Gorbatsjov maar tijdelijk is.
Wat met zo’n griepvirus ook snel verdwijnt, zijn de overtollige kilo’s. Dat is dan weer het leuke verschil tussen een computervirus en een griepvirus: aan het eind van de rit ben je met een griepvirus meer kwijtgeraakt. Nu maar hopen dat het lukt om dat zo te houden. Misschien toch maar weer 40 dagen gaan vasten.