Nederlandse huizen hebben vaak enorme glaspuien, met alle lichten aan zit de Nederlander midden in zijn etalage. Achter die ramen wonen steeds vaker geen gezinnen maar eenzame mensen. Tijdens Pasen, voor eenzamen zo’n ‘moeilijke’ familiedag, bleek dat één op de drie Nederlanders zich eenzaam voelt in wat heet een samenleving te zijn. Een zeer groot deel van de oudere bevolking dekt niet meer de tafel, maar eet met een bordje op schoot ongeïnteresseerd de opgewarmde prak op. Het avondeten is niet langer een moment van stilstaan of genot met mensen die je liefhebt. In je eentje op stap gaan is niet leuk. Alleen is maar alleen.
De vrijwilligers van “resto van Harte” bieden buurtbewoners een gezonde lekkere gezamenlijke maaltijd aan, een plek om uit je eenzaamheid te komen. Zodra mensen hun innerlijke gevoelens uiten, blijken er gelijkgestemden op te staan. De wijk wordt weer een gemeenschap. De eters en koks laten anderen hun gevoel zien, laten elkaar de wijk beleven, ontdekken en er onderdeel van uitmaken. Zich er thuis laten voelen.
Het Nederlandse huis is de meest transparante leefomgeving die er is. We zien elkaar allemaal wel lekker zitten, maar uiten niet dat we het met elkaar zien zitten. Zo verpietert een hele samenleving. Een variant op het Hollandse adagium ‘wel kijken, niet kopen’ lijkt opgeld te doen ‘niet kijken, niet zien’. Misschien is het beter om ook thuis het roken te verbieden, dan gaan mensen net als in de cafés meer op de straat op, laten zien dat men het met de ander ziet zitten. Soms kan een verbod een zegen zijn.