zondag, juni 01, 2003

NUT VAN DE PUT

Toen ik op de middelbare school zat, aten we tussen de middag thuis warm. Mijn vader kwam uit zijn werk, at en zakte daarna languit in een makkelijke stoel. Mijn leermeester had op zijn directeurskamer in het ziekenhuis zelfs een ligstoel staan en deed ‘s middags altijd even zijn ogen toe. Tegenwoordig ziet de dagindeling er heel anders uit, geen warm eten meer tussen de middag, maar vaak een werklunch. Verandering is niet altijd vooruitgang.

     Toch lijken sommige goede gewoontes uit het verleden langzaam terug te keren. Niet vanzelf, omdat het gewoon lekker voelt, maar omdat het wetenschappelijk wordt onderbouwd. Zo vindt Robert Kriegel dat we veel minder druk moeten doen en veel vaker ons moeten ontspannen, ook op het werk. Letterlijk en figuurlijk vaker achteroverleunen: vijf à tien minuten per dagdeel met je ogen dicht in een comfortabele stoel. Of tijdens lange vergaderingen gewoon een korte pauze inlassen. Is het echt zo moeilijk om ruimte voor de dut te maken?

     Rondkijkend in de trein, waarin ik deze column schrijf, lijkt het erop dat mijn mede-treinreizigers dit al goed begrepen hebben. Ze doen hun dagelijkse dutje, twee keer daags, heen en weer.